Wanneer ouders een bepaalde religie aanhangen dan zullen ze dit hoe dan ook hun kinderen willen bijbrengen.

Ook wanneer die kinderen aangeven dat ze het niet leuk vinden of er geen enkele behoefte aan hebben.



Religieuze ouders hebben daar maling aan want hun religie is uiteraard de enige echte en ze zouden geen goede ouders zijn als ze deze wetenschap niet bij hun kinderen met de paplepel naar binnen zouden gieten.

In veel gevallen zullen hierdoor deze kinderen opgroeien met een bepaalde wrok tegen die religie en waarschijnlijk ook tegen hun ouders. Een religie die hun kindertijd voor een groot deel heeft bedorven.

Daaruit volgt dat kinderen die opgroeien zonder dat ze dwangmatig een religie opgedrongen een mooiere jeugd meemaken dan zij die opgroeien onder het dwangmatige juk van een religie.

Dat dit ook vaak zo is, is nu bevestigd door een onderzoek van de Universiteit van Chicago dat aantoont dat kinderen die opgroeien zonder religie aardiger, vriendelijker en minder zelfzuchtig zijn.

Het onderzoek vond plaats onder een groep van bijna 1.200 kinderen in de leeftijd tussen de vijf en twaalf jaar en afkomstig uit zes verschillende landen. Dat waren Canada, China, Jordanië, Turkije, Amerika en Zuid Afrika.

Uit het onderzoek bleek onder andere dat kinderen uit religieuze gezinnen zelfzuchtiger zijn dan niet religieuze kinderen en dat ze veel harder zijn in hun oordelen dan hun soortgenoten zonder religie.

Met andere woorden, kinderen die opgroeien zonder religie zijn vriendelijker en vrijgeviger. Ook bleek dat deze groep meer empathie toonde en gevoeliger waren voor “onrecht”.

Hiermee is dan ook meteen een einde gekomen aan wat velen denken en dat is dat religies bevorderlijk zijn voor sociaal gedrag. Het tegendeel is waar, waarbij dit uiteraard gegeneraliseerd is.

Uit dit en eerdere  onderzoek kwam naar voren dat kinderen uit religieuze gezinnen veel minder geneigd zijn om dingen te delen dan kinderen die zonder religie opgroeien.

Wat men eigenlijk wel verwacht had, gebeurde niet. Dat is dat het “delen met anderen” aspect beter zou worden met kinderen uit religieuze gezinnen naarmate ze ouder worden.

In lijn met voorgaande onderzoeken bleek dat het delen met anderen in het geheel genomen beter wordt naarmate kinderen ouder worden. Maar voor kinderen uit christelijke en moslim gezinnen geldt dit in veel mindere mate dan niet religieuze kinderen.

In feite was in die gezinnen van een omgekeerde ontwikkeling sprake. Hoe langer kinderen zijn blootgesteld aan een religie des te minder zijn ze geneigd om dingen te delen met anderen.

Een ander aspect dat uit het onderzoek naar voren kwam was dat kinderen uit religieuze gezinnen veel zwaarder worden gestraft dan kinderen uit niet religieuze gezinnen.

Al met al is de conclusie van het onderzoek dat religies een negatief effect hebben op de vrijgevigheid van kinderen en dat het nog maar de vraag is of een religieuze opvoeding goed is voor de morele ontwikkeling van een kind.

In de praktijk blijkt dat kinderen die opgroeien zonder religieuze dictatuur in het algemeen vriendelijker en vrijgeviger zijn.

Dat betekent uiteraard niet dat kinderen die opgroeien in religieuze gezinnen geen goede mensen zouden zijn. Het laat wel zien dat ouders er verstandig aan zouden doen om hun kinderen niets op te dringen maar ze zelf te laten kiezen op een moment wanneer ze daar oud genoeg voor zijn. Kennis laten maken met religie is voor het maken van een keuze dus wel belangrijk.

Bron:

Patheos
Bezoek ook eens gezondheidswebwinkel Orjana.nl