Anunnaki, onze Goden - (deel 222) - Van harte gefeliciteerd Israël met jullie 70-jarig bestaan! - deel 28

Dit is een reeks artikelen waarin Evert Jan Poorterman ons meeneemt op een fascinerende ontdekkingsreis.

Over de komst van een ster en vooral zijn bewoners die al sinds 445.000 jaren álles, maar dan ook écht alles op onze planeet bepalen.




De vlucht naar Europa

Opvallend is dat het omstreden ‘Oera Linda Boek’ aanvangt in 2194 voor de jaartelling en dat is het zelfde tijdsmoment als wanneer de atoomoorlogen (geschat door Zecharia Sitchin op 2200 voor de jaartelling) in het Midden-Oosten en het verre Oosten plaatsvinden, waarbij de steden Harappa en Mohenjo Daro verwoest worden... en in de Oriënt grote verschuivingen plaatsvinden en bestuurlijke machten uiteenvallen. Dat is voor mij; een gelover van de echtheid van het Oera Linda Boek, een aanwijzing dat de oer-Friezen afkomstig zijn uit Babylon, Akkad en Sumer. Ongeveer 175 jaren later volgen de ‘piramide-oorlogen’ tussen Soemerië en Egypte, waarbij ook gebruik gemaakt werd van atoombommen. De dodelijke fall-out woei in oostelijke richting en maakte...

een abrupt einde aan de grote hoogstaande Soemerische beschaving. Wetenschappers hebben nog steeds geen afdoende antwoord gevonden op het plotseling verdwijnen van de Sumerische beschaving en weten ook niet waar zij zijn gebleven, noch wat de oorzaak was. Zecharia Sitchin zegt dat het conflict tussen Marduk, Enki’s oudste zoon en de hoofdmacht van de ‘anunnaki’ de oorzaak was, wier opponent Ninurta was, zoon van Enlil. De ‘munabtutu’ konden ontsnappen via een noordelijke vluchtweg. Die ‘munabtutu’ bestonden uit de elite van het land; de koninklijken, architecten, ingenieurs, technici, piloten, generaals met hun gardetroepen, rechters, wetenschappers en zeer vaardige ambachtslieden. Een tekst uit de ‘klaagliederen’ bevestigd hun vlucht.

Zo verlieten al zijn goden Uruk,
ze bleven ervandaan;
ze hielden zich schuil in de bergen,
ze ontsnapten naar afgelegen vlakten’.

xxx

Cornelis over de Linden ontving het omstreden manuscript in 1848 van zijn tante Aafje in Medemblik...

xxx


Pagina uit het Oera Linda Boek... met het typische ‘rune-schrift’ dat doet denken aan rennen en rond... 

Het Begin...

Deze noodzakelijke ontsnapping is de aanzet tot het ontstaan van het huidige Rusland en Europa en de veranderingen in Egypte en het Midden-Oosten. Het zijn de voorzaten van de Friezen, Groningers en ‘nederlanders’ die rond 2.024 voor onze jaartelling overhaast vertrekken tijdens het uitbreken van de atoomoorlogen tussen de goden van Egypte en Mesopotamië. Uit mijn tweede boek ‘Friezen aan de Eufraat’ – hoofdstuk 2 het volgende; Zecharia Sitchin bestudeerde de verschillende talen, geschiedenis en de archeologie van het oude Nabije Oosten. In 1947/49 begon hij aan een bijna 30-jarige studie om in de schriftelijke nalatenschap van het oude Nabije Oosten te zoeken naar antwoorden op de vragen die hem als sinds zijn jeugd bezighielden. Door de oude vertellingen niet als mythen te behandelen, maar als een weergave van feiten, ontdekte Sitchin grote overeenkomsten met de bijbelse teksten.

Door grondige studie in de oude teksten werd hem duidelijk dat er nog een grote planeet moet zijn in ons zonnestelsel en dat daarvandaan ooit astronauten naar Gaia (Aarde) kwamen. Zij schiepen de mens, de Homo Sapiens, naar hun beeld en bijbelverhalen over de ‘hof van Eden’, de ‘zondvloed’ en de ‘toren van Babel’ zijn opeens minder mythisch en hoogstwaarschijnlijk echt. In de aanloop tot ontrafeling en vertaling van de oude geschriften zijn er een aantal ontdekkingen van grote invloed geweest. Napoleon, die Egypte bezocht in 1799, nam een aantal geleerden mee, die oudheidkundig onderzoek wilden doen. De vondst van de steen van Rosetta leidde een nieuwe tijd in. De steen, gevonden in het kustplaatsje Rosetta (Egypte) aan de Middellandse Zee, bleek uit 196 van voor onze jaartelling te stammen en daarop was in drie talen een tekst gebeiteld in het zwarte basalt.


xxx


Steen van Rosetta... met een tekst in drie verschillende talen (zie vergrotingen)... 

Het bovenste gedeelte bestaat uit Egyptische hiërogliefen, het middelste uit Demotisch schrift en het onderste is in het Grieks geschreven. Dankzij die drietaligheid wist Jean-François Champollion (1790-1832) de Egyptische hiërogliefen te ontcijferen en dit leidde tot verder onderzoek. De vertaling van de Egyptische teksten deed de Europese wetenschappers beseffen dat de... Egyptische beeldtaal ouder was dan men had aangenomen, ouder dan de Romeinse en Griekse tenminste. Engelbert Kampfer bezocht in 1686 de oude Perzische hoofdstad ‘Persepolis’ en ontdekte een schrift van wigvormige inkepingen. Oude artefacten en tafeltjes gevonden in Mesopotamië duidden op hetzelfde soort schrift dat Kampfer had ontdekt. Met name Paul Emile Botta (1802-1870) werd hierdoor geïnspireerd en hij startte in 1843 de eerste grote opgraving in Mesopotamië, nabij de stad Mosul.

Paul Emile Botta groef met zijn team in enkele weken de contouren van het paleis van koning Sargon II van Assyrië uit. Hij vond er Semitische inscripties, die verwant zijn aan het Hebreeuws. Deze inscripties spreken van steden, met tempels, paleizen, ziggurats, huizen en bewoners en gingen tot zeker 3.000 jaren terug in de geschiedenis. Dan verschijnen ook de Engelsen en Fransen ten tonele waaronder Sir Austen Henry Layard (1817-1894), die onderzoek deed langs de rivier de Tigris bij Khorsabad. Hij ontdekte tijdens dat onderzoek het oude Ninevé, de voormalige hoofdstad van Assyrië. Zijn opgraving overtrof die van Paul Emile Botta en zo werd dankzij de expedities en archeologisch onderzoek stap voor stap het beeld van de oudheid bijgesteld. Om dat te illustreren, citeer ik het volgende uit Zecharia Sitchin’s boek ‘De Twaalfde Planeet’.

‘Verbaasd over de toenemende bevestiging van bijbelse verhalen door archeologische vondsten, sloegen bij de assyriologen, zoals men de geleerden ging noemen, het tiende hoofdstuk van het boek ‘Genesis ‘op . Daar werd Nimrod - ‘een machtig jager bij de gratie van Jahwe’ - beschreven als de stichter van alle koninkrijken van Mesopotamië. Oorspronkelijk lag zijn rijk in Babel, Erek, Akkad en Kalme; in Sinear; vanuit dit land trok hij naar Assur. Hij bouwde Ninevé - de grote stad - en Kalach’.

Er lagen inderdaad heuvels tussen Ninevé en Nimrod, die de bewoners Kalach noemden. Toen ploegen archeologen onder leiding van W. Andrae (1875-1956) tussen 1903 en 1914 het gebied gingen opgraven, ontdekten ze de ruïnes van de stad Assur. Assur was het Assyrische religieuze centrum en eerste hoofdstad. Toen Assur werd opgegraven, ontdekte Robert Koldewey (1855-1925) in diezelfde periode Babylon. De verdere ontwikkeling van vondsten en ontdekkingen is te uitgebreid om in dit boek te behandelen. Het komt er op neer dat de wetenschappers inzagen dat de teksten in de bijbel tot leven kwamen door archeologisch onderzoek! Hierdoor ontstond in de tweede helft van de 19e eeuw een geheel ander beeld van de oudheid. Voor een uitgebreidere opeenvolging van feiten en opeenvolgingen betreffende de ontwikkelingen van het vertalen van en...

doorgronden van het zogenaamde spijkerschrift, raad ik u aan het boek; ‘Stemmen in steen’ te lezen van Ernst Doblhofer. In de aanloop naar de werkelijke vertaling van het spijkerschrift moet zeker ook de naam Georg Friedrich Grotenfend (1775-1853) genoemd worden; hij met name ontcijferde het Oud-Perzische spijkerschrift. Aangezien hij geen vakman was, in de zin van taalkenner of taalgeleerde, hij was leraar aan een Gymnasium, had hij geen idee hoe te werk te gaan. Door inzet en vlijt echter bereikte hij wat hij wilde. Een weddenschap na een stevige borrel (anderen beweren dat het slechts een drankje tijdens een fuifje was...) zette hem aan tot de ontcijfering van het Oud-Perzisch spijkerschrift. De sleutelfiguur wordt de Engelsman sir Henry Creswicke Rawlingson (1810-1895). Hij schijnt regelmatig een beroep te hebben gedaan op Grotenfend’s kennis en inzicht...


xxx


Henry Creswicke Rawlingson in 1855...

betreffende de vertaling van het spijkerschrift. Naast het Perzische spijkerschrift zijn er nog twee varianten, die toen nog niet ontcijferd waren, te weten; het Elamitisch- en het Babylonisch spijkerschrift. Mede door Grotenfend’s hulp en uiteraard ook door zijn eigen inzichten heeft Henry Rawlingson het spijkerschrift van het oude Sumer mogen ontdekken en ontcijferen. Rawlingson was beslist niet het voorbeeld van een wetenschapper; hij was groot, atletisch en een goed sportman. Op 16-jarige leeftijd neemt hij dienst bij de ‘English Eastindian Company’ en aan boord van zijn eerste reis maakte hij kennis met de gouveneur van Bombay. Deze man wekt bij de jonge Rawlinson de liefde op voor al wat Perzisch is en tot de ‘Perzische literatuur’, waarin hij zich verdiept. Daarnaast leert hij ook Arabisch en Hindoestanie. In 1839 heeft hij al bijna alle van de tweehonderd regels...

vertaald van een kopie van ‘Behistoen’ uit de tijd van koning Darius, terwijl in Europa ene Hincks en Norris ook al van zich laten horen. Rond 1855 was het Babylonische spijkerschrift met enige zekerheid vertaalbaar. Om nu tot een algemeen geaccepteerde standaard te komen, werden een aantal lieden uitgenodigd naar Londen te komen. Op aandrang van de Engelse geleerde William Henry Fox Talbot (1800-1877) organiseerde de ‘Royal Asiatic Society’ een openbare test en nodigden zij de meest vooraanstaande wetenschappers uit op dat gebied. Dat waren de Ier Edward Hincks (1792-1866), de Engelsen Edwin Norris, Henry Rawlinson en de Duits-Franse geleerde Julius Oppert (1825-1905). Toen deze heren in 1857 tegelijk in Londen aanwezig waren, gingen zij onder leiding van Norris, die secretaris was, aan de slag. Alle vier kregen zij de opdracht een tekst te vertalen...


xxx


xxx


Afbeelding van de cylinder van koning Tiglath Pilesar I waarvan ik denk dat ‘pilesar’ niets van doen heeft met de koningsnaam maar met de tekstcylinder; ‘pile-lesar’ is dan gewoon ‘pilaar-lezen’, ofwel een pilaar met tekst! 

zonder onderling overleg en onafhankelijk van elkaar. Hun opdracht was een hen onbekende tekst te vertalen, afkomstig van een cylindertablet uit de tijd van koning Tiglath-Pilesar I (1115-1077 voor onze jaartelling). De vertalingen werden verzegeld teruggestuurd en de ‘Royal Asiatic Society’ stelde een jury samen en hield een plechtige zitting. De meest volledige vertalingen waren van de hand van Rawlinson en Hincks en zo ontstond de norm, de standaard, door hen allen vastgesteld en geaccepteerd. Sindsdien hanteren alle ‘assyriologen’ overal ter wereld deze norm en juist daarop maakte Herman Vanstiphout, assyrioloog verbonden aan de Universiteit van Groningen (RUG), mij attent toen ik hem ergens in 1999 belde en hem mijn ‘oertaalvondst’ bekend maakte. Ik vertelde hem dat ik in staat was om vanuit het huidige en moderne Nederlands de Sumerische- en Akkadische woorden en karakters...


Evert Jan Poorterman 

Delen tekst zijn overgenomen uit de Statenvertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap Haarlem - 1987 (350 jaren Statenvertaling 1637-1987). Ik dank Carolus Verhulst; oprichter van Uitgeverij Mirananda te Wassenaar, voor het uitgeven van Sitchin's boek en voor zijn bijdrage als vertaler van de tekst, mijn ouders, mijn gidsen en onderzoekers en schrijvers als Immanuel Velikovsky, Erich von Däniken, Robert Charroux, Zecharia Sitchin, Alan Alford, Ernst Gideon, Iman Wilkes, de schrijvers danwel samenstellers van het Oera Linda Boek en tal van andere pioniers zoals Jan van Gorp (Iohannes Goropius Becanus, geboren te Hilvarenbeek, 1518-1572), Simon Stevin van Bruggen (Brugge, 1548-1620), Berend Willem Hietbrink (Maastricht 1943-...), Hylke Welling (1933 - ...), Michel de Nostradame (St. Rémy, 1503-1566), Pieter van der Meer en Alex Onbekend en Ansi mijn mentor en taalmeester en anderen die mij inspireerden...

Voor vragen en/of suggesties kun je Evert Jan rechtstreeks mailen op evertjan(apestaart)niburu.co

EVERT JAN POORTERMAN/NIBURU.CO

Bezoek ook eens gezondheidswebwinkel Orjana.nl